Artificial Intelligence

 

In 1969 werkte ik op part time basis bij de Dienst voor Esthetische Vormgeving van de PTT waar op dat moment Hein van Haaren de scepter zwaaide.
Dat deed hij met veel verve en vele ontwerpers uit die tijd kunnen zich zijn beleid ten aanzien van de vormgeving voor de overheid levendig herinneren. Hij was er onder andere van overtuigd dat de overheid als geheel en de PTT in het bijzonder eigen huisstijlen moesten krijgen om transparantie en duidelijkheid naar de burger te kunnen verbeteren. Precies in die jaren waren de Nederlandse Spoorwegen doende om een huisstijl te laten ontwerpen door Tel Design waar Gert Dumbar, net terug van zijn studie aan het Royal College in London, een frisse wind liet waaien. Van Haaren zag daarin een vehicle om zijn eigen doelstelling gerealiseerd te krijgen. Hij organiseerde een tentoonstelling over huisstijlen in de galerie van de Dienst aan de Bazarstraat in Den Haag en meende daarmee de directie van de PTT te kunnen overtuigen om een huisstijl te laten ontwerpen. Ik verkeerde in de omstandigheid dat ik mee kon werken om die tentoonstelling samen te stellen en te installeren. Dat was het moment dat ik in het vroege stadium na mijn afstuderen aan de Koninklijke Academie, het verschijnsel huisstijlen van nabij kon bekijken. Het bracht mij tot de conclusie dat huisstijlen langs strikte logische paden werden geïmplementeerd en onderhouden volgens regels en afspraken die uiterst rationeel in elkaar staken. Ik meende dat computers hiervoor uitermate geschikt zouden kunnen zijn en nam mij voor daar verder onderzoek naar te doen.

In 1969 begon ik mijn studie aan het Royal College in London en volgde tegelijkertijd een cursus programmeren aan het Imperial College of Science and Technolgy. Ik wilde onderzoeken in hoeverre computers in ontwerpprocessen konden worden gebruikt en waar de scheiding tussen creativiteit en ratio precies lag. In de jaren daarna heb ik ontdekt dat heel veel in het ontwerpproces gebaseerd is op logica en rationaliteit en dat slechts een klein deel van de tijd van de ontwerper daadwerkelijk met creatief denken wordt gevuld. Een realiteit die veel ontwerpers niet onder ogen willen zien en de mythe van creativiteit liefst cultiveren en in stand houden.

Ook heb ik pogingen gedaan om het creatieve designproces te simuleren in computer programma’s. Dat is nooit gelukt. Wel liep ik tegen de scheidslijn aan tussen ratio en creativiteit en ook merkte ik dat die scheidslijn steeds verder werd opgeschoven omdat bleek dat heel veel keuzes en besluiten op rationele gronden worden gemaakt of onderhevig zijn aan algoritmes die programmeerbaar bleken. Dat was ook het punt waar artificial intelligence een rol begon te spelen, te meer daar dit nieuwe begrip inmiddels binnen het Royal College vaste grond onder de voeten had gekregen onder de bezielende leiding van Bruce Archer en Mischa Black die de Design Research unit hadden opgezet. In dat prille stadium kon ik mijn ideeën uitwisselen met studenten in oa industrial design en architecture. Levendige uitwisselingen met het MIT in Boston, waar Nickolas Negroponte (The Architecture Machine) de paden effende,  waren een dagelijks terugkerende routine. Voor mij was het een kennismaking met Artificial Intelligence in de kinderschoenen, die een grote indruk op mij maakte. Een indruk ook die mij nog steeds blijft boeien en mij ook steeds in de voorste linie van die ontwikkeling laat meelopen. Daardoor ben ik er ook van overtuigd geraakt dat artificial intelligence het  gelijkheidsprincipe (equality principle) misschien wel zal bereiken maar nooit zal overtreffen. Althans niet onder de intelligentsia. De dommere mens zal daarentegen geheel daaraan ten prooi vallen.

In the early days of computing, begin 70tiger jaren, verklaarden Simon and Newell in hun onderzoek naar menselijk gedrag, dat er nooit een computer kon winnen van een Meester schaker. We weten allemaal hoe dat is afgelopen. Schaken is geen creatief proces maar hoofdzakelijk logisch. Psychische elementen kunnen een rol spelen tussen menselijke spelers terwijl computers daar geen last van hebben. Verder is het simpel een kwestie van de regels heel goed programmeren en een enorme database opbouwen van alle zetten van alle grootmeesters in de hele wereld. Toen dat eenmaal was gebeurd werd elke wereldkampioen kansloos. Vandaag de dag is dan ook een schaaktoernooi tussen mensen en computers een saaie aangelegenheid omdat de winnaar al vaststaat en ook nog eens zijn zetten razendsnel uitvoert. Schaakpartijen tussen mensen hebben daarmee hun charme niet verloren terwijl schaakpartijen tussen computers gestreden worden tussen de beste programmeurs. Slechts één persoon ken ik die het gemis aan creativiteit bij de computer heeft bloot gelegd in zijn publicatie ‘How to fool Fritz’. Fritz zijnde de supercomputer van IBM. Die persoon is Albert Alberts uit Amsterdam. Een begenadigd chemicus, wizard, musicus, rocker en zwerver en bovenal een genie. Hij schaakt zelf niet maar weet wel hoe de computer er over denkt.

Echt ontwerpen of liever gezegd, creatief denken, kan een computer niet. Voor creativiteit is intuïtie en associatief denken essentieel. Aan een gerenommeerd lid uit mijn Vrijmetselaarsloge de heer (Gűnke), en psycholoog van beroep en vele jaren geleden heengegaan, vroeg ik eens: ‘Wat is de essentie van creativiteit?’. Zonder enige aarzeling zei hij: ‘Doorleefde kennis’ en wilde er verder niet op ingaan. Pas vele jaren later begreep ik zijn antwoord. Het zien van associaties tussen niet voor de hand liggende zaken, het maken van combinaties,  is de essentie in creativiteit. Het zien van associaties kan slechts als er veel kennis is om mee te associëren. Dat die kennis vervolgens doorleefd moet zijn betekent dat die kennis een diepe en brede kennis is. Niet alleen van de kennis als geheel maar ook van elk separaat deeltje van die kennis. Een vrije en ongeremde intuïtie maakt de weg vrij naar goede associaties.
Ons creatieve denken wordt ook maximaal gemobiliseerd als ons voortbestaan in gevaar komt. Op dat moment treden er processen in gang die irrationeel  en onvoorspelbaar kunnen zijn. Dat is vaak ook de redding van de persoon die in het nauw is gedreven. Niemand is immers voorbereid op irrationaliteit in vele varianten, een computer zeker niet.